u
3 oktober 2024

Uit ons magazine: We moeten de ruggengraat van onze arbeidsmarkt niet verliezen

De grote maatschappelijke uitdagingen van het moment vragen om een grote hoeveelheid vakmensen. En hoewel de arbeidsmarkt nu iets minder krap wordt, blijft de vraag naar mbo-studenten nog steeds hoog. We moeten daarom blijvend stimuleren dat leerlingen kiezen voor het mbo. Dat kan door opleidingen te laten aansluiten bij de arbeidsmarkt, maar ook wat betreft voortijdige schoolverlaters en het stageaanbod.  

Dit is een artikel uit ons magazine. Bekijk hier de volledige uitgave!

Het belang van het mbo wordt inmiddels breed gezien en genoemd. Het mbo biedt relevante opleidingen en een stevige basis voor de loopbanen. Ook kiezen steeds vaker ongediplomeerde havisten voor het mbo. 9% van de havo-4 leerlingen maakte deze overstap in 2023, een verdubbeling ten opzichte van een jaar daarvoor. Maar de verwachting is wel dat de komende jaren het mbo-studentenaantal zal dalen. Hiermee verliezen we langzaam de ruggengraat van onze arbeidsmarkt.

Aanpak bij de onderwijsaanbieder

Het onderwijs moet daarom zo georganiseerd blijven dat opleidingen regionaal beschikbaar blijven en dat studenten niet te ver hoeven te reizen naar opleiding en stageplek. Wanneer technische bedrijven moeten verhuizen naar locaties buiten de binnenstad, zullen de studenten die een deel van hun opleiding bij deze ondernemers genieten mee moeten reizen.

De afgelopen jaren vonden meerdere fusies in Nederland plaats, eerst voornamelijk onder de agrarische opleidingscentra (aoc) en nu ook bij de regionale opleidingscentra (roc). De vraag is hierbij of er genoeg keuzevrijheid voor studenten overblijft en of het onderwijsaanbod wel voldoende aansluit op de vraag op de arbeidsmarkt in de regio. Het is wel zo logisch als een havenoperatie-opleiding dicht bij de haven gegeven wordt.

De jarenlange terugloop van de taal-, reken- en burgerschapsvaardigheden moet ook meer aandacht krijgen in de opleidingscentra. Dat is niet alleen broodnodig om mee te kunnen doen aan de maatschappij, maar ook om later tijdens een loopbaan je te blijven ontwikkelen. Om in Nederland de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen en studenten te verbeteren is het essentieel dat hier gericht wordt geïnvesteerd in de vaardigheid van leraren en schoolleiders. Zij bepalen immers de kwaliteit van het onderwijs.

VNO-NCW West blijft het belang van het aanbod en kwaliteit aankaarten, maar is natuurlijk geen  onderwijsinstelling of overheidsorganisatie. Wel blijven wij onze verantwoordelijkheid pakken en actief onze bijdrage en input leveren op andere punten, zoals de voortijdig schoolverlaters en de stagebegeleiding.

Voortijdig schoolverlaters

Het aantal voortijdig schoolverlaters is in het mbo weer toegenomen sinds corona. Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren die het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie: een diploma op havo-, vwo- of mbo-niveau 2. Jongeren die zonder startkwalificatie gaan werken hebben een grotere kans hun baan te verliezen dan een medewerker met een diploma. En ze hebben vaker flexibele banen, waardoor ze ook als volwassene later weinig inkomen hebben.

Het voortijdig schoolverlaten hangt natuurlijk ook samen met de krapte op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren. Voortijdig schoolverlaters lijken hierdoor meer kansen te hebben op de arbeidsmarkt.

Maar zorg, ICT en techniek hebben al jaren te maken met krapte. Personeel in deze sectoren is schaars, of het nu wel of niet economisch goed gaat met Nederland. Zelfs tijdens de coronacrisis, toen Nederland grotendeels op slot ging, bestonden er personeelstekorten in deze sectoren. Andere sectoren zijn meer afhankelijk van de economie, zoals de zakelijke dienstverlening, detailhandel of horeca. Binnen die sectoren is er ook sprake van minder vraag naar diploma’s. Kortom, hoewel het nu niet ernstig lijkt voor deze voortijdig schoolverlaters qua baankans is het bij economisch slechtere tijden wel een probleem.

De aanpak van voortijdig schoolverlaten richt zich op het begeleiden van de voortijdig schoolverlaters naar school of naar werk. Er kan ook gedacht worden aan het enthousiasmeren van deze personen voor de kraptesectoren en hen daar bijvoorbeeld te laten leren op het werk.

Stagepacten

Maar als je personeelsbezetting al heel krap is, dan is het juist fijn om personeel te hebben dat direct effectief kan worden ingezet. Dat vergroot juist de vraag naar ervaren mbo’ers. Ook mbo-studenten hebben echter voldoende kansen nodig. Goede begeleiding is hiervoor essentieel en helaas is die ondersteuning er nu vaak niet bij alle werkgevers.

De inzet van VNO-NCW West in de regionale arbeidsmarktregio-overleggen richt zich op dat punt. Ook als een werkgever in de regio niet de capaciteit heeft in zijn of haar bedrijf om begeleiding te geven, kan het regionaal werkcentrum of -platform hem of haar hierin ondersteunen of ontlasten.

Daarbovenop maakt VNO-NCW West zich, net zoals VNO-NCW landelijk , hard in de regio voor stagepacten. Want leren in de praktijk is een onmisbaar onderdeel van alle mbo-opleidingen. Daarom zijn we ook mede-ondertekenaar in de regio Den Haag van het Haags Manifest Gelijke stagekansen en in de gemeente Amsterdam van het Stagepact.  Beiden vragen aandacht voor voldoende stageplekken, goede begeleiding, een passende vergoeding en het tegengaan van discriminatie. Zo spannen we ons samen in om te zorgen voor voldoende goede stageplaatsen en leerwerkbanen.

Om al deze uitdagingen in het mbo aan te pakken, is het van belang dat we met alle betrokken partijen blijven samenwerken. Het waarborgen van toegankelijk, kwalitatief onderwijs is essentieel. We moeten blijven investeren in de kwaliteit van docenten, regionale samenwerkingsverbanden en stageplekken.

Zo kunnen we ervoor zorgen dat mbo-studenten niet alleen hun opleiding succesvol afronden, maar ook aan de slag gaan in de sectoren waar ze het hardst nodig zijn. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de aantrekkingskracht en het belang van het mbo blijvend te versterken.