Opinie van Audrey Keukens, voorzitter VNO-NCW West
Gepubliceerd in Algemeen Dagblad, op 30 maart 2022
Woningnood is een hoofdthema van de verkiezingen en de coalitieonderhandelingen in gemeenten. Vrijwel alle lijsttrekkers hebben betaalbare woningen beloofd. In het westen van ons land is de vraag is waar die moeten komen. In de strijd om de schaarse ruimte laten gemeentebestuurders hun oog vallen bedrijventerreinen, maar daarmee is het algemeen belang niet gediend. Het wordt tijd dat de provincie de regie pakt bij de ruimtelijke inrichting van ons land.
Gemeentebesturen hebben in Zuid-Holland plannen gemaakt voor circa 210.000 nieuwe woningen tot 2040, in Noord-Holland 240.000 woningen. Niet zelden hebben zij hun oog laten vallen op bedrijventerreinen, zoals de Binckhorst in Den Haag, Schieoevers in Delft en De Pijp in Beverwijk. Niet verwonderlijk, want de vaak naargeestig ogende bedrijventerreinen zijn niet geliefd bij de gemiddelde inwoner. Al helemaal niet als daar maakindustrie geluid en geur verspreidt, slechts een beperkt aantal banen biedt, en wel een groot beslag op de ruimte legt.
Dat gemeenten woningbouwlocaties op bedrijventerreinen zoeken, hangt ook samen met hun voorkeur voor binnenstedelijk bouwen. Als zij grondeigenaar zijn, levert dat geld op; zeer welkom, vele kampen met een begrotingstekort. Het bespaart ze ook een hoop gedoe op provinciaal niveau. Vooral op die schaalgrootte krijg je te maken met een ruimteclaim die in sneltreinvaart omvangrijker wordt; die van de natuur.
Gemakshalve wordt vergeten dat de industrie een belangrijke pijler onder onze welvaart is. In de provincie Zuid-Holland bijvoorbeeld wordt circa dertig procent van het bruto regionaal product verdiend op bedrijventerreinen en is daar een derde van de werkgelegenheid te vinden. Veel van die banen zijn weggelegd voor praktisch geschoolde inwoners, een groep die graag in de buurt werkt.
Gemeenten varen wel bij bloeiende, innovatieve bedrijven die zich willen vestigen of willen uitbreiden. Bedrijven die de transitie naar een duurzame, circulaire economie mogelijk maken, zoals afvalverwerkers, hebben bovendien flink wat hectare nodig om te opereren. De ruimteclaim van bedrijven is kortom minstens zo belangrijk als die van woningbouw.
Het algemeen belang is niet gediend bij de huidig gedecentraliseerde ruimtelijke ordening, waarbij gemeenten hun eigen pad bewandelen. Op papier lijkt het goed geregeld: de provincie maakt een omgevingsvisie en -verordening, waarin bijvoorbeeld staat dat de bedrijventerreinen in het Noordzeekanaalgebied gereserveerd blijven voor industrie. Gemeenten hebben het recht van inspraak, maar is de provinciale visie eenmaal aangenomen door Provinciale Staten, dan hebben lokale bestuurders zich eraan te houden bij het maken van hun gemeentelijke omgevingsvisie.
Echter, in de praktijk verliest menig gemeente die provinciale kaders uit het oog of geeft er een eigen interpretatie aan. Dus komt de gemeente Amsterdam met woningbouwplannen op onder meer de bedrijventerreinen van de Amsterdamse haven en de IJ-oevers, oftewel in het Noordzeekanaalgebied. De provincie kan de Amsterdamse plannen via een aanwijzing verbieden, maar doet dat niet. De gedeputeerde durft de verantwoordelijke wethouder niet op het matje te roepen, al helemaal niet als die wethouder voor dezelfde politieke partij actief is.
Het is de hoogste tijd dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt en de regie pakt. Zij moet zorgen voor een integrale visie voor de ruimtelijke inrichting die op draagvlak kan rekenen en daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dat draagvlak kan gecreëerd worden in regionale samenwerkingsverbanden, zoals de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). In die overlegorganen werken provinciale bestuurders, wethouders en gemeenteambtenaren samen aan woningmarktanalyses en visies op bedrijventerreinen. Hun rapporten kunnen de pijlers onder de provinciale omgevingsvisie en -verordening zijn. Als die regionale samenwerkingen in een vroeg stadium ook het bedrijfsleven betrekken, creëer je bovendien niet alleen draagvlak bij gemeenten maar ook bij ondernemers.
Daarnaast moet de provincie goed in de gaten houden wat individuele gemeenten doen en een rechte rug tonen als zij van de provinciale kaders afwijken. Heeft de provincie een bedrijventerreinen aangewezen waar industrie geclusterd kan worden, dan moet zij ook ‘nee’ zeggen als een gemeente daar dan toch woningbouw plant. Want ‘nee’-zeggen, betekent dat je durft te kiezen, en dat is bij schaarste onontkoombaar.